Een paradigmawisseling: Inclusie en het hoorrecht van kinderen
Belangrijk in het kader van inclusie en het (aanstaande) hoorrecht is dat kinderen zelf inzicht krijgen in hun kunnen, in hun niet kunnen en in hun eigen leer- en ontwikkelproces. Er wordt een paradigmawisseling bepleit van: “Als ik als leraar/begeleider het probleem van het kind ken, kan ik zijn/haar probleem oplossen”, naar “Het kind moet inzicht krijgen in zijn/haar eigen kunnen en kennen en dan kan hij/zij daar vervolgens naar handelen.
Talenten, kwaliteiten, mogelijkheden en beperkingen
Alle kinderen kunnen vanuit nieuwsgierigheid en verwondering hun talenten en kwaliteiten ontwikkelen en op hoger niveau ontwikkelen. Het is hierbij van belang dat kinderen niet alleen bewust zijn van hun sterke kanten, maar zich ook bewust zijn van eventuele beperkingen/ belemmeringen in hun leer- en ontwikkelproces. Kinderen moeten worden uitgedaagd in hun Zone van Naaste Ontwikkeling op basis van een reëel en door alle betrokkenen, inclusief het kind, gedeeld zelfbeeld. Het is belangrijk dat zowel het kind als de professional weten wat de kwaliteiten, talenten en beperkingen zijn en wat het leer- en ontwikkelpotentieel is. Het inzetten op het ontwikkelen van de metacognitie van kinderen biedt hierbij houvast.
Metacognitie
Er zijn vele manieren om metacognitie tot stand te brengen. Gemeenschappelijke deler is dat als kinderen begrijpen waarom zij iets (moeten) leren, zij leren en ontwikkelen meer als een uitdaging gaan zien en hun motivatie om te leren groter wordt. Ook leren kinderen, als leraren/begeleiders hen ondersteunen bij de ontwikkeling van hun (meta)cognitieve functioneren, (steeds meer) verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leer- en ontwikkelproces. Voorgaande betekent onder meer dat er in gesprekken met kinderen niet alleen gekeken wordt naar de cijfers op de kernvakken, maar ook naar vaardigheden die zich niet of lastig in cijfers laten uitdrukken, zoals sociale (burgerschaps-)vaardigheden, (meta)cognitieve vaardigheden en executieve functies.
Kindgesprek
In een kindgesprek maakt de leraar/begeleider het kind (metacognitief) bewust van zijn/haar eigen leer- en ontwikkelproces Als wij samen met het kind zijn/haar ondersteuningsbehoeften willen formuleren dan moeten we het leren ‘samen’ te doen. Alle kinderen ongeacht hun leeftijd en/of hun verbale vaardigheden kunnen een (ontwikkel-/kind-) gesprek voeren.
De focus en/of aanleiding van het kindgesprek kan variëren:
1. een intercultureel gesprek
2. een klachtengesprek
3. een slechtnieuwsgesprek
4. een probleemoplossend gesprek
5. een diagnostisch gesprek
6. een complimenterend gesprek
7. een begeleidingsgesprek zowel vakinhoudelijk als didactisch
8. een gesprek naar het welbevinden van het kind
9. een voorlichtingsgesprek
10. een adviesgesprek
11. een disciplinegesprek
Inhoud
Thema’s die aan de orde komen tijdens de training zijn onder meer:
1. Het (wettelijk) kader m.b.t. inclusie, inclusief onderwijs en het hoorrecht van kinderen
2. De paradigmawisseling; het kind in beeld, spreken met i.p.v. over het kind
3. Het (theoretisch) kader van de ondersteuningsbehoeften van kinderen en het voeren van kindgesprekken
4. De systematiek van het kindgesprek
5. 11 soorten kindgesprekken
6. Probleemeigenaarschap en verantwoordelijkheid bij het voeren van kindgesprekken
7. De kwaliteiten van de professional m.b.t. het voeren van gesprekken met kinderen
Werkvormen
Werkvormen die tijdens de training gebruikt worden zijn:
1. Interactieve colleges
2. (Verwerkings-)opdrachten
3. Door de professional zelf gemaakte (audio- of visuele) opnames
4. Reflectievormen, incl. het opstellen van persoonlijke leer- en ontwikkelpunten
5. Evaluatievormen
Opbouw:
De training bestaat uit drie dagen.
Dag 1:
• Het (wettelijk) kader m.b.t. inclusie, inclusief onderwijs en het hoorrecht van kinderen.
• De paradigmawisseling; het kind in beeld, spreken met i.p.v. over het kind.
• Het (theoretisch) kader) van de ondersteuningsbehoeften van kinderen en het voeren van kindgesprekken.
• Reflectie en evaluatie.
Dag 2:
• Verdere uitwerking van het (theoretisch) kader) van de ondersteuningsbehoeften van kinderen en het voeren van kindgesprekken.
• De systematiek van het kindgesprek.
• De 11 soorten kindgesprekken.
• Bespreken van de door de deelnemers zelf gemaakte (audio- of visuele) opnames.
• Het opstellen van persoonlijke ontwikkel- en leerpunten van de deelnemers.
• Reflectie en evaluatie.
Dag 3:
• Probleemeigenaarschap en de verschillende verantwoordelijkheden bij het voeren van kindgesprekken.
• De kwaliteiten van de professional m.b.t. het voeren van gesprekken met kinderen.
• Op ontwikkelingsgerichte interactie tussen professional en kind, waarbij er o.a. aandacht wordt besteed aan: samenvatten, parafraseren, luistervaardigheden, reflectie en wederkerigheid.
• Continuering van het bespreken van de door de deelnemers zelf gemaakte (audio- of visuele) opnames.
• Continuering van het opstellen van persoonlijke ontwikkel- en leerpunten van de deelnemers.
• Afronding en reflectie en evaluatie.